Onderzoek leefbaarheid van de wijk

Om ze wat meer vaardigheden van deze tijd bij te brengen, bedacht Neeltje van de Vossenberg een project waarbij haar leerlingen zelf onderzoek moesten gaan uitvoeren in de wijk. Na drie jaar ervaring is het leefbaarheidsonderzoek een van de pareltjes van het Astense Varendonck College geworden.

Het project “Petazzie mè skruwsaus” (Helmonds voor wortelstamp met uiensaus) is ontstaan voordat de 3O-principes van de Brainport-scholen goed en wel in beeld waren. Maar als leerlingen ergens de kans krijgen om te onderzoeken, ondernemen en te ontwerpen, is het hier wel. Neeltje van de Vossenberg en haar aardrijkskunde-collega’s bedachten een manier om hun lessen te verpakken als veldwerk: de kinderen moeten de deur uit om onderzoek te doen naar de leefbaarheid van een wijk door deze zelf te ervaren en in gesprek te gaan met bewoners.

Interview

“Met onze aardrijkskunde-vakgroep kwamen we een paar jaar terug tot de conclusie dat we wat meer met de kinderen naar buiten moesten. Leerlingen laten ervaren en onderzoeken, helemaal volgens de 21st century skills. Maar hoe zou dat kunnen? Uiteindelijk kwamen we uit op een leefbaarheidsonderzoek. Met dat thema zouden we dicht in de buurt van de school heel wat kunnen uitvoeren. Maar Asten zelf vonden we ook weer geen goed idee, want onze leerlingen kenden die gemeente natuurlijk al heel goed. Dus werd het Helmond, nog prima met de fiets te bereiken.

Het 3O leren was nog niet in beeld toen we hiermee begonnen, maar het sluit er wel goed bij aan. Bij ons Technasium en bij het tweetalig onderwijs waren we wel al met dat soort thema’s bezig, dus dat kwam allemaal mooi bij elkaar. Ook wisten we al snel dat het nooit alleen maar een wijkonderzoek zou kunnen zijn. Daaraan voorafgaand zouden er ook andere taken nodig zijn: we moeten immers ook cijfers kunnen geven voor hun prestaties. Vandaar dat we ook een theoretisch kader bedachten, compleet met individuele en gezamenlijke lessen – en toetsen natuurlijk.

Er zijn vijf fasen in dit project en daarbij hebben we ook de hulp van andere docenten. Zo kijken we in de eerste fase naar de geschiedenis van de stad als geheel en dat doen we via het vak geschiedenis. Dat was best lastig eerst, maar inmiddels is iedereen eraan gewend en is het ook voor andere docenten een logisch onderdeel van het project geworden. In deze fase oefenen de leerlingen ook met vaktaal en kaartvaardigheden, alles wat ze nodig hebben om goed beslagen ten ijs te komen.

Fase 2 gaat over het inzoomen op de wijk. De leerlingen werken daarvoor in groepjes, waarbij elke groep een wijk kiest. Daarover gaan ze vervolgens op onderzoek uit. Eerst in school, om zoveel mogelijk voor de wijk logische leefbaarheidsvragen te genereren. In fase 3 volgt dan het veldwerk: eerst een stadswandeling, waarbij elke leerling een aparte rol heeft. De een is bijvoorbeeld historisch of modern denker, de ander fotograaf of navigator; samenwerken is dan echt nodig. Vervolgens gaan ze fysiek de wijk in en ondervragen ze tien bewoners. Met al die data komen ze voor fase 4 terug de klas in. Die bestaat eruit om al die data te analyseren en vervolgens om te zetten in een advies. Compleet met filmpjes, een infographic en degelijk adviesrapport wordt het tijdens de presentatiemarkt voor de ouders en andere betrokkenen zichtbaar. De laatste fase is die van de reflectie: wat was mijn rol in de groep, wie ben ik, welke talenten heb ik, welke beroepen heb ik gezien? Ook mentoren komen hierbij in beeld, zodat dit alles kan bijdragen aan de profielkeuze.

“De grote uitdaging nu ligt in de integratie van deze principes en van ons project in het reguliere onderwijs.”

Het project is doordrenkt met O&O-vaardigheden: Onderzoeken en Ontwerpen. Dat past ook helemaal bij het Technasium dat we hier hebben, maar het past ook bij de uitgangspunten van een Brainport-school en bij die van de vervolgopleidingen. De grote uitdaging nu ligt in de integratie van deze principes en van ons project in het reguliere onderwijs. Ik zei al dat geschiedenis was aangesloten, maar dat geldt inmiddels voor meer vakken. Voor Nederlands bijvoorbeeld moeten de leerlingen een beschouwing schrijven over hun project, op basis van de feiten uit hun wijk. En voor Beeldende Vorming moeten ze het uiteindelijke advies verbeelden. De reflectie wordt nog eens omgezet in een brief aan familie in Canada, bij het vak Engels.

Hoe dat dan gaat? Een van de wijken gaf bijvoorbeeld aan dat er behoefte was om vaker bij elkaar te komen. Een jonge wijk, met veel starters was dat. Die hadden dus nog geen gezamenlijke geschiedenis en een trefpunt zou dan kunnen helpen. Het advies was dus een veldje met daarop een aantal vaste barbecues; je moet zelf zorgen voor de spullen, maar de barbecues staan al klaar. Een simpele oplossing, maar wel een waar ook wethouder Margreet de Leeuw heel enthousiast over was. De eindpresentatie was vervolgens een bijeenkomst waarbij de eerste hamburgers al gebakken werden.

Overal waar ik mijn verhaal vertel, krijg ik enthousiaste reacties. Iedereen kan dit project ook zelf doen, heel moeilijk is het niet. Zorg voor een realistische probleemstelling, een casus. En zoek contact met een partij van buiten, bijvoorbeeld een gemeente. Het kan overal, het maakt niet uit of het een kleine of grotere gemeente is. Een hele wijk of alleen maar een straat, het kan altijd.

“Ga vooral samen het gesprek aan, laat je niet weerhouden door de eerste negatieve geluiden”.

Wel is het verstandig om draagvlak op je eigen school te krijgen; hoe meer docenten het omarmen, des te makkelijker en vanzelfsprekender het wordt. Het is de kunst om docenten ook binnen de projectvorm in hun kracht te zetten. Hoewel veel docenten gespecialiseerd zijn op de inhoud, richt ons project zich ook op het proces. Dat is loslaten geblazen, en dat kost echt moeite. Ga vooral samen het gesprek aan, laat je niet weerhouden door de eerste negatieve geluiden, want die zijn er altijd. Doe het sowieso samen, sta open voor elkaars problemen, maar deel vooral ook de positieve dingen. En besef dat er altijd dingen zijn waar je vooraf geen rekening hebt gehouden. Het is een continu leerproces, ook voor ons na drie jaar nog.”

Download

Groeiboek

Het doel van dit boek is om deze ervaringen en kennis overdraagbaar te maken, zodat meerdere scholen hiervan gebruik kunnen maken.

Door kennis te delen en voort te bouwen op elkaars kennis, kun je als Brainport Scholen efficiënter werken.

Download Groeiboek